De Bloemenweek: een prachtige ervaring

De wandelingen worden georganiseerd vanuit hotel La Randulina in Ramosch, https://larandulina.com. In 2024 is de bloemenweek van 17 tot en met 21 juni. Deze week is inmiddels volgeboekt, maar de nazomerweek begin september is misschien een alternatief? Elke dag maken we een wandeling, soms vanuit het hotel, soms nemen we eerst een stukje de bus of de trein. Je loopt over bergpaden, plaatselijk soms ook door ruig terrein of langs steile hellingen. Een goede wandelconditie is daarom gewenst en op alpien terrein is tredzekerheid vereist. Per dag lopen we gemiddeld 10-15 km met hoogteverschillen van 400 tot 800 m. Om te wennen aan de ijle lucht zijn de eerste wandelingen in de omgeving van Ramosch, tussen 1200 en 1600 meter. We lopen door oude hellingbossen, breed uitgesleten dalen, smalle kloven, en langs eeuwenoude hooilanden. Later in de week gaan we ook naar alpien terrein, tot ongeveer 2500 meter. Je maakt kennis met een enorme variatie in bloemen, dankzij verschil van kalkhoudende en kalkarme bodems, de variatie in hoogte en het nog redelijk extensieve landgebruik (veel biologische landbouw, weinig skipistes). Al die planten hebben hun aantrekkingskracht op vlinders, vogels en andere dieren. Behalve naar planten kijken we dus ook regelmatig om ons heen, zoals naar een grauwe klauwier, tapuiten, marmotten, gemzen, een steenarend of een lammergier. Daarnaast vertellen we over de geschiedenis van de streek en het gebruik van planten door de eeuwen heen.

 

Hoe was het in 2023?

We hebben een week lang genoten van de gastvrijheid van La Randulina, de heerlijke maaltijden, de gezelligheid aan tafel, het drankje op het terras. Het weer was over het algemeen goed, niet al te warm. Regen viel pas laat in de middag, als het al regende, en de bloemen bloeiden uitbundig. Opnieuw was de winter heel zacht geweest, met weinig sneeuw. Ook het voorjaar was met uitzondering van april iets warmer dan normaal met af en toe wat neerslag. In het gebied rondom Ramosch waren de meeste voorjaarsbloeiers zoals sleutelbloemen en geluksklokjes wel uitgebloeid. Daarentegen zagen we 17 soorten orchideeën en minstens 26 verschillende vlinderbloemigen, om maar iets te noemen. De soortenrijkdom van het Unterengadin blijft indrukwekkend.

 

Download
Waarnemingen bloemenweek in 2023 (Nederlandse en Latijnse namen)
soortenlijst 2023 Nederlandse namen.docx
Microsoft Word document 45.8 KB

Op maandag begonnen we met een rustige wandeling vanuit Vnà door het Val Sinestra. De steile hellingen in dit dal staan vol orchideeën. Muggen- en bosorchissen stonden er volop en incidenteel zagen we een aangebrande orchis of een vliegenorchis. Een paar keer zagen we een vogelnestje, een orchidee zonder bladgroen die zich voedt met dode plantenresten en zijn wortels als een nestje in elkaar vlecht. Voor het rood bosvogeltje, vlak naast het pad, ging praktisch iedereen door de knieën. Op de vochtiger stukken groeiden drie soorten wintergroen en bij de lunch, tegenover hotel Val Sinestra, belandden we op een stukje met diepblauwe Haller’s rapunzel, genoemd naar Albrecht van Haller, Zwitsers arts-botanicus uit de 18e eeuw. In de berm vlak boven Ramosch stond heel wat wilde weit, een eenjarige halfparasiet op granen en grassen. In Nederland praktisch uitgestorven, maar hier nog vrij algemeen, een restant van de vroegere graanakkers. Het was echter ook erg heet boven het asfalt en het terras bij La Randulina lonkte, dus we liepen maar snel door.

De volgende dag pakten we de trein naar Lavin (1430 m) en liepen via het bos van Lavin en de hooilanden van Urezzas  (1700 m) naar Guarda. Na een kort bezoek aan de 16e-eeuwse kerk van Lavin, met bijzondere fresco’s, volgden vele highlights, waaronder een blauwe bremraap (parasiet op duizendblad) en tijmbremraap (parasiet op tijm en andere lipbloemigen). Beide soorten zijn in Nederland zeer zeldzaam. Ook namen we werkelijk heel veel Jupiter anjers waar, witviltig met knalroze bloemen, in Zwitserland behoorlijk zeldzaam. Na een weitje vol graslelies, vanille-orchissen en een enkele vuurlelie kruisten we een alpenweide waarvan het pad nogal vertrapt was door het vee. Dat liep niet zo lekker. Maar daartegenover stonden dwergjeneverbessen, en veel Arnica. De officiële Nederlandse naam is valkruid maar vroeger heette hij wolverlei, afgeleid van Wohlverleih, zoals Hildegard von Bingen hem in de 12e eeuw al noemde. Zowaar lieten ook een paar marmotten zich zien. Precies op tijd stapten we in Guarda in het busje naar de trein voor Scuol, en vandaar met de bus naar Ramosch.


Op woensdag was het tijd voor een alpiene tocht. Jelmer en Kees reden ons naar de Ofenpass (2149 m), vanwaar we het Valbella inliepen. Dit stille en ruige dal is behoorlijk erosiegevoelig en het pad voerde langs steile hellingen. Het gebied rond de Ofenpass is uitgesproken kalkrijk. Veel planten stonden vol in bloei, zoals het gestreept peperboompje (bloemen ruiken heerlijk), de groene nachtorchis, of de achtster, waarvan de wetenschappelijke naam, Dryas, verwijst naar een periode in de laatste ijstijd, toen het 5 graden kouder was dan nu. Dit plantje komt voor tot aan Spitsbergen. Hij leeft in symbiose met een schimmel voor een betere wateropname en heeft ook nog wortelknolletjes met bacteriën die stikstof kunnen binden. De edelweiss, ook zo’n kalkminnende plant, begon net in bloei te komen. Hoog op de kale helling bloeiden een paar Rätische klaprozen heldergeel. Ze komen in Zwitserland alleen in het uiterste zuidoosten voor. Hier en daar lagen er zachtroze tapijten van stengelloze silene. Ze groeien erg langzaam, maar kunnen wel een paar honderd jaar oud worden en een diameter bereiken van een meter of meer. Heel bijzonder was de Monte Baldo zegge, die in Zwitserland alleen in het Ofenpass gebied voorkomt. Qua fauna werden we ook bepaald niet teleurgesteld. De eerste groep steenbokken stond erg ver weg, maar na de middagpauze poseerden twee mannetjes op de bergkam zo’n 100 m boven ons, met hun gewei helder afstekend tegen de lucht. De kleinste boompjes ter wereld, wel drie verschillende soorten dwergwilgen, legden hun stammetjes als vlechtwerk over de grond. Marmotten scharrelden ertussendoor en een groep kwetterende sneeuwvinken maakte de beleving compleet. Door het bos met arven, bergdennen, borstelige alpenroosjes en sneeuwhei zochten we onze weg terug naar de parkeerplaats.

Donderdag namen we de lift van Scuol naar Motta Naluns (2150 m) en daalden we via de Engadiner Höhenweg af naar Sent (1450 m). Aan de noordkant van de Inn stonden overwegend planten van voedselarme, niet kalkrijke bodems: struikhei, rijsbes, roestbladig alpenroosje, bosbes, vossenbes, berendruif, Arnica, witte muggenorchis, knolkartelblad, … Hier en daar natte zones met wuivend wollegras en brede orchis. Mooi was ook het stuk bij Vastur, met uitgestrekte velden van bergesparcette. Langs de beekjes stond alpenzoetklaver uitbundig te bloeien. In het bos stonden hele oude knoestige lariksen. Eén zo’n boom was een ecosysteem op zich, vol mossen en korstmossen. In de buurt van Sent was het voorbij met de leuke bergpaadjes en moesten we over de verharde weg. De hooilanden boven het dorp zijn voedselrijker en minder soortenrijk. De wintersport (met sneeuwkanonnen) zal daar wellicht ook debet aan zijn. Desondanks was hauwklaver toch een leuke waarneming. Er was nog tijd om het dorp te verkennen, met zijn rijk versierde Engadiner huizen en de kerk met een 1000 jaar oud doopvont. Of je pakte een terrasje, voor de bus ging. 

Op de laatste dag waren de vooruitzichten niet zo gunstig. Regen, onweer… Maar het valt hier eigenlijk altijd wel mee en dus gingen we toch op pad. Met het busje naar Vnà en vandaar noordoostwaarts door een open lariksbos richting de Magerwiesen. Ook in dit bos stonden veel orchideeën, waaronder de bergnachtorchis. We verdiepten ons in de ondersoorten van wondklaver en kwamen uit op de gewone en de Karpaten-wondklaver. De Magerwiesen stonden vol in bloei. Fantastisch was het. Ze kleurden zachtgeel van de gletsjerratelaars. Ook mochten we blaasgentiaan noteren, een zeldzame gentiaan. We namen een moment voor onze favoriete plant van de week. Dat werd een hele lijst: trollius, brede orchis, achtster, gele morgenster, alpenanemoon, ratelaar, Haller’s rapunzel, esparcette, gletsjertragant, zwavelanemoon, brede ereprijs, bolrapunzel, Arnica… Het was nog steeds droog, dus we pakten het smalle bospad terug naar Vnà. Daar aangekomen begon het een beetje te regenen en aangezien het nog een uur duurde voor de bus vertrok, zochten we ons heil in Pension Arina. Om 3 uur ging de bus, maar toen we uitstapten was het alweer droog. We besloten de bloemenweek met wederom een heerlijke maaltijd, er werd gespeecht en gezongen en nagenoten. Met dank aan alle mensen van La Randulina!

Magerwiesen boven Vnà vol ratelaars, grote centaurie en heel veel vlinderbloemigen
Magerwiesen boven Vnà vol ratelaars, grote centaurie en heel veel vlinderbloemigen